Beginnende duinen op Ameland Met zuidenwind De zee ver weg Vogels roepen elkaar 't is eind oktober
|
geen treinen er rijden vandaag het is vandaag je hoort
|
||||
---|---|---|---|---|---|
De lucht is een drama. Tussen haar en mij Zij zegt over haar
|
|||||
In de man op op op
|
Ik zwom 's avonds in zee De lucht die daar hing was Ik stapte in blauw, De maan scheen wit zilver
|
||||
het dooit
de sneeuw knerpt nog wel
|
|||||
zij ligt als een kroonjuweel af en toe glijdt er een glimlach over haar gelaat maar haar mond blijft tot het einde toe
|
|||||
op een boerderij hier geboren en altijd gebleven deze bemoeien zich niet
|
|||||
november een paar piepkleine pimpelmeesjes of was ’t omgekeerd?
|
ik zag gisteren je broer; de man met het verweerde gezicht de blauwogige! de blondharige! zitten onder de wilhelminabrug
|
||||
nooit hoor je gerucht maar op een zomerse dag
|
|||||
spoorwegovergang 1032
we praten en wachten “komt er nog een trein?” “laten we gaan zwaaien we zwaaien
wat waren wij nog lange tijd blij
|
|||||
zo klaar is je blik en al weet ik
|
|||||
|
mijn onlangs overleden buurvrouw ik had ook zo’n vliegje, totdat ik dacht:
|
||||